Amerikaanse universiteiten werken met subsidie van de National Science Foundation aan hulpmiddelen die eindgebruikers helpen fouten in hun applicaties op te sporen. Het gaat daarbij om toepassingen die met spreadsheet, web-tool of macro's van de tekstverwerker worden ontwikkeld. Volgens schattingen zal het aantal door niet-IT-specialisten ontworpen programma's oplopen tot 55 miljoen in 2005; de helft daarvan zal fouten bevatten die ernstige consequenties kunnen hebben, met name als de fout zit in programma's waarmee klanten via het web in aanraking komen of wanneer bedrijfsbeslissingen worden gebaseerd op de uitkomsten van gebrekkige programmatuur.
<img src="http://upload.userbase.be/upload/tn_euses.jpg" align="left" width="120" height="90"> Uitgangspunt van de inspanningen van de universiteiten is, dat programmeren niet de eigenlijke taak van de eindgebruiker is. Goede ondersteuning bij die afgeleide bezigheid is dus essentieel. De tools waarmee geprogrammeerd moet worden, bieden die echter niet. Volgens de initiatiefnemers zijn de 'debugging'-tools waar eindgebruikers het mee moeten doen niet veel beter dan de programma's die in de begindagen van de computer voor foutopsporing en testen werden gebruikt.
In het EUSUS-project, wat staat voor End Users Shaping Effective Software, hebben de onderzoekers inmiddels een prototype ontwikkeld van een tool dat gebruikers helpt begrijpen wat er waar fout gaat als een applicatie niet werkt, door te antwoorden op de vraag waarom iets wel of niet gebeurd is. Met dat tool vonden programmeurs hun fouten acht maal zo snel en boekten ze 40 procent tijdwinst in het afronden van hun programmeertaak.
Daarnaast is onderzoek uitgevoerd naar de manier waarop niet-professionele programmeurs het best bij hun programmeertaak begeleid kunnen worden, en welke manier van benaderen daarbij het meest effectief is. De projectleden geven uitgebreid toelichting op hun plannen en de voortgang van hun project op de EUSUS-website (jwy)
Bron: Automatiseringsgids.Nl van 10/06/2004