door Polleke » 12 jun 2004, 21:15
Die vermogensaanduidingen van versterkers zijn inderdaad behoorlijk verwarrend, en in de meeste gevallen ronduit nietszeggend. Een versterker van 2x100 W met de ene aanduiding kan veel minder vermogen hebben dan een van 2x50 W.
De term die men meestal "vergeet" te vermelden is de THD (totale harmonische vervorming) die bij dat vermogen gegenereerd wordt. Normaal gebruikt men een THD van 0.7 % als meetwaarde, maar zeker bij "rommel" versterkers durft men gerust vermogens aangeven bij een vervorming van 10 % en meer.
Trouwens die vervorming wordt voornamelijk bepaald door de stroomsterkte die een versterker moet leveren. Bij een lagere impedantie van de luidsprekers zal je dus inderdaad een hoger vermogen kunnen krijgen, maar door de grotere stromen zullen ook sneller vervormingen optreden. Als je luidsprekers aansluit met een impedantie van de helft, en je wil die THD gelijk houden, zal je dus langs geen kanten aan een dubbel vermogen geraken (wat je normaal wel zou mogen verwachten). (Voor zij die het zouden vergeten zijn :
P (vermogen)=U (spanning) * I (stroom) *cos(phi)
(phi=Phasehoek tussen spanning en stroom vector) (bij een sinus-vormig signaal).
De "betere" luidsprekers (die die moeten zorgen voor goed geluid, i.p.v. geluidssterkte), zullen meestal trouwens een redelijk hoge impedantie hebben (6 of 8 ohm), en een tamelijk lage gevoeligheid (dB/W van rond de 90). Die lage impedantie zorgt voor een te hoge fluctuatie in stroomsterkte waardoor dergelijke luidsprekers moeilijker "stabiel" te houden zijn. Om die betere dingen aan te sturen heb je dus effectief een "zware" versterker nodig.
P.S. : die "ohm" slaat trouwens niet op weerstand van je luidspreker, maar op impedantie. Geluid is een wisselstroom-signaal hé...(van 20 tot 20.000 Hz). De impedantie van een luidspreker is trouwens ook afhankelijk van de frequentie (een luidspreker is in essentie een wisselstroommotor, maar dan eentje die i.p.v. rond te draaien, lucht een "longitudinale" beweging meegeeft, electrisch bekeken, een spoel dus).
Trouwens, het is best dat het vermogen van je luidsprekers iets hoger ligt dan dat van je versterker. Als daar een te groot verschil in zit, zorg je voor problemen. Vreemd genoeg zijn de problemen het grootst als je een lichte versterker aansluit op luidsprekers die een groot vermogen vergen. Van die luidsprekers ga je namelijk binnen de kortste keren de tweeters erdoor jagen als je de versterker vaak overbelast.
Bij overbelasting kan de versterker niet genoeg stroom leveren, hierdoor wordt het normale "sinus"-verloop dat je versterker uitstuurt een soort blokgolf. Wie ooit al eens een FFT van een blokgolf gemaakt heeft, weet dat daar nogal wat hoge tonen in zitten--> zeg maar doei tegen je "tweeterke"...
Bij een te sterke versterker, ga je nooit het signaal echt kunnen vervormen. Dus je luidspreker blijft een "degelijk" signaal krijgen, maar uiteindelijk ga je die toch ook wel "opblazen".
Die vermogensaanduidingen van versterkers zijn inderdaad behoorlijk verwarrend, en in de meeste gevallen ronduit nietszeggend. Een versterker van 2x100 W met de ene aanduiding kan veel minder vermogen hebben dan een van 2x50 W.
De term die men meestal "vergeet" te vermelden is de THD (totale harmonische vervorming) die bij dat vermogen gegenereerd wordt. Normaal gebruikt men een THD van 0.7 % als meetwaarde, maar zeker bij "rommel" versterkers durft men gerust vermogens aangeven bij een vervorming van 10 % en meer.
Trouwens die vervorming wordt voornamelijk bepaald door de stroomsterkte die een versterker moet leveren. Bij een lagere impedantie van de luidsprekers zal je dus inderdaad een hoger vermogen kunnen krijgen, maar door de grotere stromen zullen ook sneller vervormingen optreden. Als je luidsprekers aansluit met een impedantie van de helft, en je wil die THD gelijk houden, zal je dus langs geen kanten aan een dubbel vermogen geraken (wat je normaal wel zou mogen verwachten). (Voor zij die het zouden vergeten zijn :
P (vermogen)=U (spanning) * I (stroom) *cos(phi)
(phi=Phasehoek tussen spanning en stroom vector) (bij een sinus-vormig signaal).
De "betere" luidsprekers (die die moeten zorgen voor goed geluid, i.p.v. geluidssterkte), zullen meestal trouwens een redelijk hoge impedantie hebben (6 of 8 ohm), en een tamelijk lage gevoeligheid (dB/W van rond de 90). Die lage impedantie zorgt voor een te hoge fluctuatie in stroomsterkte waardoor dergelijke luidsprekers moeilijker "stabiel" te houden zijn. Om die betere dingen aan te sturen heb je dus effectief een "zware" versterker nodig.
P.S. : die "ohm" slaat trouwens niet op weerstand van je luidspreker, maar op impedantie. Geluid is een wisselstroom-signaal hé...(van 20 tot 20.000 Hz). De impedantie van een luidspreker is trouwens ook afhankelijk van de frequentie (een luidspreker is in essentie een wisselstroommotor, maar dan eentje die i.p.v. rond te draaien, lucht een "longitudinale" beweging meegeeft, electrisch bekeken, een spoel dus).
Trouwens, het is best dat het vermogen van je luidsprekers iets hoger ligt dan dat van je versterker. Als daar een te groot verschil in zit, zorg je voor problemen. Vreemd genoeg zijn de problemen het grootst als je een lichte versterker aansluit op luidsprekers die een groot vermogen vergen. Van die luidsprekers ga je namelijk binnen de kortste keren de tweeters erdoor jagen als je de versterker vaak overbelast.
Bij overbelasting kan de versterker niet genoeg stroom leveren, hierdoor wordt het normale "sinus"-verloop dat je versterker uitstuurt een soort blokgolf. Wie ooit al eens een FFT van een blokgolf gemaakt heeft, weet dat daar nogal wat hoge tonen in zitten--> zeg maar doei tegen je "tweeterke"...
Bij een te sterke versterker, ga je nooit het signaal echt kunnen vervormen. Dus je luidspreker blijft een "degelijk" signaal krijgen, maar uiteindelijk ga je die toch ook wel "opblazen".